bijenvereniging bakel
  • klaverbloem2
  • bij
  • bij2
  • klaverbloem
  • bij3
  • bloem
  • bij4
  • bloem2
bijenvereniging bakel

Het leven van de honingbij

Als we voor een bijenkast staan zien we alleen maar bijen op de vliegplank en bijen die de kast verlaten om zoveel mogelijk bloemen te bezoeken en voedsel te verzamelen. Maar ook binnen in de kast is het een drukte van belang. De werkbijen verrichten alle taken die nodig zijn om een bijenvolk in stand te houden. Ze hebben hierbij een bepaalde werkindeling, die afhankelijk is van hun leeftijd. Tijdens de eerste drie weken van hun korte leven houden ze zich hoofdzakelijk bezig met werkzaamheden in de bijenwoning.

Daarna gaan zij voedsel verzamelen in de vrije natuur.

De eerste uren van haar leven besteedt de werkbij aan het uitrusten van het inspannende karwei om zichzelf uit de afgesloten cel te bevrijden. Zij is dan nog sterk behaard en licht van kleur. Hierna begint ze met het schoonmaken van de cellen: het poetsen. De koningin legt alleen maar eitjes in gepoetste cellen. Het voedsel wordt alleen maar in cellen opgeslagen als ze schoon zijn. Een dag later begint zij met het verzorgen van eitjes en larven: het broed. Eerst zorgt zij voor het warm houden van het broed, daarna mag zij de oudere larven voeren.

Na ongeveer een week kan ze het voedsel maken waarmee de jongste larven en de koninginnelarven worden gevoerd. Rond de tiende dag mag ze nectar en stuifmeel in ontvangst nemen van de haalbijen en dit op bergen in de lege cellen. Na ongeveer zeventien dagen beginnen de wasklieren te werken, zodat ze kan meehelpen met het bouwen van de raat. Ze is nu bouwbij. Uit haar achterlijf zweet ze kleine wasplaatjes. Met haar sterke kaken kauwt ze de was net zolang totdat deze geschikt is voor het maken van de raten. Hierna wordt ze wachtbij. Ze houdt de wacht bij de ingang van het nest en verdedigt haar volk tegen indringers. De periode van huisbij is nu voorbij.

 

Vanaf de twintigste dag gaat ze over op het buitenwerk. Ze is haal- of vliegbij. Ze vliegt er elke dag op uit op zoek naar nectar en stuifmeel, maar ook water en Propolis. Voordat ze op pad gaat, moet ze de omgeving leren kennen. Al vanaf haar vijfde dag begint ze zich in te vliegen. Ze vliegt in steeds grotere cirkels rond de kast om de omgeving te verkennen. Wanneer het regent of te koud is, vliegen de bijen niet uit. Ze kunnen dan ook geen voedsel verzamelen. Als de koude of regenachtige periode te lang duurt, moet de imker zorgen dat er toch voldoende voedsel is door een suikeroplossing te voeren. Na drie weken ploeteren zijn de vleugels van de werkbij gerafeld en versleten. Zij sterft een eenzame dood ergens in de natuur.

Winterbijen, dat zijn bijen die in het najaar geboren worden en samen met de koningin overwinteren, leven wel een paar maanden. Zij zorgen in de winter dat de warmte in het nest bewaard blijft door met hun vleugels te bewegen, en vormen een bal, de wintertros, om de koningin. Zo blijft het in het midden van de tros op de juiste temperatuur. De bijen wisselen elkaar daarbij af: de buitenste

gaan naar binnen en omgekeerd. De tros beweegt in het nest langzaam over het voer zodat de bijen niet verhongeren. In het voorjaar halen de winterbijen het eerste stuifmeel voor het nieuwe broed.

 

DE KONINGIN OF MOER

De bijenkoningin legt alleen maar eitjes. Midden in de zomer kan ze wel drie weken achtereen 1600 of meer eitjes per dag leggen. Het is dan ook beter haar de moeder van de bijen te noemen. De imkers noemen haar de moer. De koningin legt twee soorten eitjes, namelijk bevruchte en onbevruchte. Uit de onbevruchte eitjes komen darren. De bevruchte eitjes leveren larven die grotendeels tot werksters opgroeien. Als een koningin eitjes gaat leggen, wordt eerst de cel gecontroleerd op grootte en schoonheid.

Daarna stopt ze haar achterlijf in de cel en zet een langwerpig eitje af op de bodem van de cel. Soms worden een aantal bevruchte eitjes apart verzorgd. Daar worden langwerpige cellen voor gebouwd. Dat zijn de koninginnencellen of moerdoppen. De larven die uit deze eitjes komen worden overdadig gevoerd met speciaal voedsel. De imker noemt dat koninginnengelei. Uiteindelijk groeien zij op tot nieuwe koninginnen.

Een koningin, die eitjes legt, wordt met de grootste zorg omringd. Om de koningin vormt zich een soort ring van ongeveer twaalf werkbijen, die we haar hofstaat noemen. De werksters in de hofstaat likken haar, wassen haar en voeden haar met voedersap. De koningin maakt in haar lichaam een speciale geurstof, koninginnenstof genoemd.

Deze koninginnestof wordt door de werkbijen opgelikt en aan elkaar doorgegeven. Deze stof is noodzakelijk voor het juiste gedrag van de bijen en de goede samenwerking van een volk. Aan de geur herkennen bijen de andere bijen van hun eigen volk. Een koningin kan wel 5 jaar oud worden.

 

DARREN

De dikkerds zijn darren. Dat zijn de mannetjesbijen. De ogen van de dar zijn zo groot dat ze elkaar boven op de kop raken. Ze hebben een gemakkelijk leventje. Ze hebben weinig taken en worden gevoed door de werksters. In de zomer vliegen ze rond op verzamelplaatsen of wandelen over de raten heen en weer.

Als ze op de raten zitten of lopen, doen ze goed werk. Op die manier helpen ze mee om het bijenbroed op temperatuur te houden.

Als er een onbevruchte koningin in de buurt van de darrenverzamelplaats komt, dan proberen ze met de koningin te paren. Verder doen ze niet veel. In het najaar worden de darren uit het nest gegooid, en mogen ze niet meer binnen. De darren verhongeren dan en sterven.

 

 

 

 

 

 

 

 

                                           Bij          Koningin                Dar (man)